· 

Boris | Houston

“Weet je jongen, zo'n reis zal je altijd bij blijven.”

Ik kijk in mijn half opgedronken Schultenbräu blikje terwijl ik met mijn gezicht op mijn hand leun.

Hier zitten we dan in het idyllische Goirle, waar ik al sinds jongs af aan eindeloos mijn oma heb bezocht.

Zelfs toen al vond ik dat Goirle iets pittoresks had, bijna mythisch.

En hier in haar huis zit ik in de tuin mijn Marlboro op te roken.

“Ik weet het oma, het is 3 jaar geleden en ik zit er nog steeds over te praten.”

Ze glimlacht.

“Dat heb ik ook gehad toen ik naar Canada ging met de jongens, gossienokkie wat heb ik me daar wat beleefd.”

De beer, de indiaan, de familie die ze tegenkwam, onderhand kan ik het zo doorvertellen.

 

In oktober van 2016 gingen ik en mijn vader twee weken naar Amerika.

Hoewel we nog hadden geflirt met het idee om nog even Oklahoma of Louisiana te bezoeken, hebben we die twee weken alleen aan Texas besteed.

Niet dat dat niks is, ik bedoel, Texas is maar één staat in de Verenigde Staten, maar is groter dan fucking Frankrijk.

De reden dat we ervoor kozen om op die datum te gaan, is omdat het de maand was net voor de verkiezingen, Trump vs. Hillary.

Ik wou het land nog een keer zien voordat het in chaos zou verbrokkelen.

Maar wat ik me nu herinner van de reis in de tuin van mijn oma is Houston.

Ik besluit haar er over te vertellen.

 

Nadat we waren gearriveerd op het vliegveld van Houston en een nacht in het motel hadden doorgebracht, besloten we de volgende dag het centrum te bezoeken.

Met een jetlag van 6 uur (elke dag gaat er 1 uur vanaf kregen we bij wijze van geruststelling te horen) gingen we die dag eerst wat ontbijten.

Bij de Denny's, een halve kilometer verderop, bestelden we koffie en raakten kort aan de praat met een oude serveerster.

“Where are y'all from?”

Mijn vader neemt het woord.

“We’re from the Netherlands, we’re going to visit Houston today.”

Ze reageert mild verbaast alsof ze het al honderd keer heeft gehoord.

“Oh, maybe y’all should visit the aquarium.”

Voor een kort moment kijken ik en mijn vader elkaar vanuit onze ooghoeken aan.

 

De porties in diners in Amerika, en restaurants in het algemeen trouwens, zijn gigantisch.

Spek, pannenkoeken, eieren, allemaal voor nog geen 4 dollar.

Ja, ik weet dat ik nauwelijks 70 kilo weeg en 1 meter vijfentachtig ben en dat ik in Amerika op een fucking plank lijk maar ik heb die dag verder niks gegeten vanwege die enorme hoeveelheid.

Ik snijd wat spek en draai me om, om naar de oneindige autogolf die langs de snelweg rijdt te kijken.

“Weet je pap, we moeten niet vergeten fooi achter te laten. Je hebt ‘Reservoir Dogs’ toch gezien? Die serveersters leven ervan.”

Mijn vader denkt een momentje na.

“Dat klopt, maar ik hoop niet dat ze zich gedragen zoals degene die we nu hebben. Denkt die vrouw dat we de mentaliteit hebben van de gemiddelde, Hawaiishirt dragende, met een fototoestel omhangen Amerikaanse toerist?”

Het fijne van een land waar iedereen Engels praat is dat niemand Nederlands spreekt.

 

Nadat we, voor Nederlanders tenminste, een gemiddelde fooi hebben achtergelaten rijden we weer verder.

Op weg naar het centrum van Houston draait de Johnny Cash CD die we bij een Walmart hebben gekocht.

Als Texas de locatie van onze queeste is , is Cash onze bard.

Na een uur rijden is aan de horizon de stad te zien.

Door de gigantische wolkenkrabbers doet de stad me denken aan de cover van SimCity 4.

 

Nadat we eindelijk een parkeerplek vinden, besluiten we iets heel naïefs en Europees te doen: rondlopen in het 1733 km2 grote Houston.

Houston is een stad waar min of meer geen enkele fuck te doen lijkt als je doelloos gaat rondlopen.

Grote gebouwen, af een toe een crackhoer, terwijl de hitte de sporadische bewoner niks lijkt te doen.

Na een halfuur ronddwalen zegt mijn vader dat hij maar de weg gaat vragen aan personeel van een winkel.

Terwijl hij binnen in de zaak zit, wacht ik buiten.

Ik moet ineens denken aan een fragment van de stripserie ‘Van Nul tot Nu’.

Een man is flauw gevallen in het midden van een stad terwijl mensen hem omcirkelen.

“Dronken? Stoned? Onwel?”

“Nee... Verdwaald!”

 

Mijn vader loopt naar buiten en schudt zijn hoofd.

Ik wrijf mijn kin terwijl ik in een ‘De Denker’-achtige positie sta.

“Misschien moeten we gewoon even pauzeren in de bar hiernaast. Dat is de eerste bezienswaardigheid die ik de laatste drie kwartier heb gezien.”

 

Vooruit dan, we gaan aan de bar zitten waar ik een Sprite bestel.

In dit gigantische glas moet wel een halve liter zitten.

Mijn vader raakt aan de praat met twee mannen die er Mexicaans uitzien.

Ze hebben het over Nederland, Texas, en het politieke klimaat.

Ik probeer het een beetje te volgen maar ik raak afgeleid van de hoeveelheid geperst ijs in het glas.

De barvrouw vraagt of ik een gratis refill wil als ik de Sprite nauwelijks voor de helft op heb.

Uiteraard.

 

Na een tijdje nemen we afscheid van de twee mannen en gaan terug naar de auto.

Je kan echt nergens in Amerika komen zonder auto.

Geen wonder dat ze rijbewijzen al uitdelen voor 16-jarigen alsof het goedkope sigaren zijn.

Als we bij de auto aankomen begint het te regenen.

Nu we eindelijk zitten, kiezen we ervoor om iets te doen wat we veel eerder hadden moeten doen: gewoon naar een bezienswaardigheid toe rijden in plaats van

doelloos rondlopen.

Mijn vader kiest ervoor om naar een museum te gaan.

“Tenzij je naar dat aquarium wil.”

We lachen kwaadaardig terwijl we in het inmiddels natte Houston rijden.

 

Zo vertelde ik het min of meer aan mijn oma in het, in vergelijking met Houston, minuscule Goirle.

Zouden ze in Goirle begrijpen dat er hier meer te doen is dan in een stad die 40 keer groter is?

Wie weet?

Ik niet.

Mijn oma is altijd geïnteresseerd als ik over Amerika begin.

Wanneer ik klaar ben met vertellen, zegt ze nog een ding.

“Wil je nog een biertje?”

Ja, dat wil ik zeker.

Reactie schrijven

Commentaren: 0