· 

Boris | Kartonnen figuur

Het bestaan van een kartonnen figuur is niet makkelijk. Ik kan het weten omdat ik er een ben. Lopen is lastig, omdat ik van zij naar zij moet bewegen om een centimeter vooruit te komen. Bij wind kom ik meestal in een andere stad terecht. En breek me de bek niet open als het om regen gaat.

 

Het is niet altijd zo geweest. Ik wil niet zeggen dat ik gelukkig was, maar het was in ieder geval beter toen ik nog vlees en bloed had in plaats van deze Kafkaëske vorm.

 

Een paar jaar geleden was ik met mijn toenmalige vriendin op een schoolreis in Roemenië. Ze zat in dezelfde klas als ik en in het begin was er de klik waarmee relaties beginnen. Langzaam maar zeker begon ik fouten te zien die alleen maar erger werden in een verre stad zoals Boekarest.

 

We zaten met onze klas in een herberg in de buitenwijken van de stad, en op de eerste dag verveelde zij zich al, terwijl ik duidelijk tegen haar gezegd had dat ze een boek moest meenemen. Om van het gezever af te zijn stelde ik voor een wandeling te maken in het bos vlakbij onze herberg. Ze had geen beter idee en we gingen er op uit.

 

Ik weet niet waarom het een goed idee leek om ‘s nachts in een bos rond te lopen en we raakten al snel verdwaald. Terwijl we ruziën horen we het steeds harder wordende geluid van instrumenten. Stomverbaasd kijken we elkaar aan en besluiten erop af te gaan.

 

Al snel ontdekken we een kampvuur met eromheen meerdere zigeunerwagens. Verlicht door het kampvuur speelt een man voor een groep op zijn gitaar en zingt een, neem ik aan, klaagzang. Heel eerlijk gezegd weet ik niet of hij überhaupt in het Roemeens zong. Terwijl we de muziek van een afstand beluisteren komt er een oude vrouw uit een woonwagen.

De vrouw begroet ons in het Roemeens en neemt ons mee in haar wagen.

 

In de wagen van de vrouw is nog steeds de gitaar van de man te horen.

Terwijl de oude vrouw naar iets zoekt in een kast wijst ze naar twee stoelen in een hoek.

We gaan zitten en ze neemt zelf plaats.

Op de tafel plaatst ze drie kaarten waarvan de achterkant het wiel van Dharma als symbool heeft. Ze draait de eerste kaart om en er staat een gigantisch skelet op, ongeveer zo groot als een wolkenkrabber, dat een dorp in de verte observeert. Op de tweede kaart staat een ‘l’ vormige streep centraal in een drukke straat in een stad. Bij de derde kaart is het gezicht van een man te zien. Het is lastig uit te leggen wat precies zijn expressie betekende als je het niet gezien hebt met je eigen ogen, maar ik kreeg er een oncomfortabel gevoel bij. De vrouw schudt een potje waar munten in rinkelen en ik stop er een Roemeens biljet in.

 

We lopen weg van het kamp. Het geluid van de gitaar wordt steeds zachter en zachter.

“Weet je, ik kan niet geloven dat je zoveel hebt gegeven aan die oude vrouw.”

“Luister, ik weet niet waarom, maar ik voel me als een andere persoon na die kaartlegging. Ik zweer het je, het was alsof het iets is uit een droom waarbij je denkt dat je iets begrijpt, en op het moment dat je zo dichtbij bent dat je het zou kunnen ontrafelen wordt je wakker in de midden van de nacht in je eigen bed, in je eigen huis, zonder ook maar iets wijzer te zijn.”

Mijn vriendin zucht en rolt met haar ogen.

“Je voelt je als een ander persoon? Waar heb je het in godsnaam over? Het was maar een hoop mumbo jumbo bullshit. Ik denk dat die vrouw niet eens een zigeuner is.”

“Laten we gewoon maar de weg naar de herberg zoeken, ik ben moe.”

De herberg is verlicht door maneschijn wanneer we de weg terug vinden.

 

Urenlang zit ik in mijn bed te peinzen over de kaartlegging. Als ik eindelijk kan slapen, droom ik over de tweede kaart. In mijn thuisstad beweegt de streep er langzaam doorheen, af en toe wordt hij iets groter en langer. Ik zie hem naar me toe komen, en als hij steeds dichterbij komt en ik opzij stap, zie ik een kartonnen figuur in de vorm van mijzelf. Ik wordt zwetend wakker en ik zie uit het raam dat het nog steeds nacht is. Ik besluit terug te gaan naar het zigeunerkamp om de kaarten beter te inspecteren.

 

Als ik na een paar minuten terugkom bij het zigeunerkamp is het vuur inmiddels gedoofd. In de woonwagen van de oude vrouw staat het raam open en ik klim langzaam naar binnen. Ik zoek in de kast naar de stok kaarten, en als ik het uiteindelijk vind gooi ik de kaarten die me niks interesseren op de grond. De enige kaart die overblijft is de derde kaart. Op de kaart staat de kartonnen figuur uit mijn droom.

Ik slaakte een onmenselijke kreet, en een moment later realiseerde ik me dat de oude vrouw nog in de woonwagen zat. Uit zelfverdediging pakte ze een klein zakje uit een la, maakte het open en strooide de inhoud over mij heen. Het brandde eerst, alsof iemand zuur over je heen gooit, en langzaam maar zeker veranderde mijn lichaam in de kartonnen figuur uit mijn droom. Ze riep nog iets en gooide me de wagen uit. De wind nam me mee naar de herberg, waarna ik met spoed naar het ziekenhuis werd gebracht.

 

Eenmaal thuis gingen mijn vriendin en ik uit elkaar om logische redenen.

En mijn dokter zei dat er weinig aan te doen was.

En mijn vrienden zeiden dat het niks uitmaakte.

En mijn therapeut zei dat ik maar moest leren om er mee te leven.

 

Soms denk ik nog aan mijn ex en de trip naar Roemenië.

Weet je, het is grappig, maar ik heb geen idee meer hoe haar gezicht eruit zag. Ik weet dat ze redelijk dun was, geverfd blauw haar had, en zelfs dat ze altijd contactlenzen in had, maar ik kan de details van haar gezicht niet herinneren, alsof mijn geheugen haar gezicht heeft gecensureerd. Om de een of andere reden heb ik dat altijd bij vrouwen die me aantrekken.

 

In ieder geval, ik ben aan mijn vorm gewend geraakt. Ik heb zelfs na lang zoeken eindelijk een baan gevonden in een bioscoop, achter de toonbank. Elke keer als ik onder mijn deken glijd en probeer te slapen denk ik nog steeds aan wat de oude vrouw zei toen ik werd veranderd. Toen ik het in Google Translate vertaalde stond er: “Voor dieven een onmenselijk leven, zodat je uiteindelijk bij het oud papier beland”.

Tekening: Ricardo

Reactie schrijven

Commentaren: 0