· 

Boris | De leider van 10.000 paarden

Door de barre steppe van Mongolië reist een nobele krijger om zijn khan in levende lijve te ontmoeten. De nomadische stam van de krijger, de Kyptsjaken, werd veroverd door de Mongolen. Niet lang daarna werden ze geïntegreerd als deel van het Mongoolse rijk. Hij werd gekozen door zijn stam om als ambassadeur een eerbetoon aan de nieuwe leider te brengen. Vanaf de Kaspische zee reisde hij te paard tien dagen en tien nachten lang naar de hoofdstad van Mongolië.

 

Al op jonge leeftijd leren de nomadische volkeren van Centraal-Azië op een paard te rijden. Ze zouden bijna op een paard geboren kunnen zijn. Op de tiende dag arriveert de Kyptsjak krijger in de Mongoolse hoofdstad. Vanaf zijn ros ziet hij in de verte naast de Onon rivier een ger met de grootte die passend is voor een khan. Voor de tent staat een rij mensen die één voor één binnen worden gelaten door een boeddhistische monnik. Wanneer de laatste persoon de tent inloopt, stapt de Kyptsjak van zijn paard en benadert de monnik. “Ik ben hier om de khan te zien.” “Als ik het goed heb,” zegt de monnik, “bent u de Kyptsjak, niet waar?” “Ja.” “Ik kan dat zien aan uw helm.” De ijzeren gezichtsbescherming op de helm van de ruiter is een van de meest kenmerkende dingen van zijn stam. “Treed binnen. De nederige khan verwacht u.”

 

Binnen in de tent zit de khan op zijn troon koemis te drinken, gefermenteerde merriemelk. Omringd door zijn troepen uit bijna elke hoek van Eurazië. De Kyptsjak knielt voor de khan. “Hoe kan ik u van dienst zijn, ruiter van de steppe?” zegt de heerser. “Ik kom van verre om…” Voordat de Kyptsjak zijn zin kan afmaken stormt de monnik de tent in. “Een duizendmaal excuses voor de onderbreking, maar van een boodschapper heb ik net het dringende nieuws gehoord dat de sjah van Chorasmië uw ambassadeurs heeft vermoord.” “Vermoord?” “Onthoofd, om precies te zijn.” “Een ontwijding van de hoogste orde.” De khan staat met vastberadenheid op. “Het bericht van de sjah is duidelijk. Wij vertrekken vandaag nog naar Chorasmië.”

 

Terwijl de troepen in de tent zich voorbereiden op de reis benadert de Kyptsjak de khan. “Ik spreek de taal van de Chorasmiërs. Laat mij u van dienst zijn door een diplomaat te zijn voor de horde.” De khan scherpt zijn kromsabel. “De ambassadeur die vermoord is door de sjah sprak ook Kyptsjaaks. Je vrijwilligheid om mijn volk te helpen wordt gewaardeerd. Vul je veldfles met het water van de rivier zodat je goed uitgerust bent om met ons te reizen.”

 

De paarden van de horde galopperen met de snelheid van de wind. Zittend op zijn zadel kan de Kyptsjak het ritme van de aarde voelen. Als ze die nacht uitrusten gebruikt hij een paar druppels water uit zijn veldfles om zijn handen schoner te laten voelen. Bij het smeulende kampvuur weigert hij om zijn verhitte gezichtsplaat af te zetten. Gekauw op rauw vlees en geroezemoes is rond het kampvuur te horen. “Waarom heeft de sjah de ambassadeurs vermoord?” “Ik heb gehoord dat de khan een handelsrelatie wou met hem.” “Iedere bewoner van de steppe weet dat diplomaten ontastbaar zijn.” Met zijn rug die verhit wordt door het vuur gaat de Kyptsjak op de grond liggen en probeert hij te slapen.

 

“Hurra, hurra, hurra!” Alleen al de strijdkreet van de horde is berucht bij hun vijanden en bezorgt hen rillingen. De bewoners van Buchara in Chorasmië zijn geen uitzondering hierop. Nadat de horde voor een korte tijd de stad heeft belegerd, met maar een paar slachtoffers aan beide kanten, geeft de khan het bevel om terug te trekken. Via de valbrug proberen de soldaten van de sjah te voet de ruiters achter na te gaan. Als de soldaten in het niemandsland van de steppe zijn, draait de horde zich om en attaqueert de vijand met sabels en pijlen. De valbrug is open, de belegering kan beginnen.

 

“Spaar de ambachtsmannen en de jonge mannen die van dienst kunnen zijn.” Door de chaotische stad rijden de khan en de Kyptsjak naar het hart van Bukhara, dat de soldaten van de sjah als enige nog proberen te verdedigen. De soldaten hebben geen kans tegen de horde. “Breng de 100 rijkste mannen van deze stad hier,” zegt de khan, “en ook de sjah - levend.” Als de elite van de stad ondervraagd wordt door de Kyptsjak, zeggen ze dat de sjah gevlucht is naar zijn paleis. De Kyptsjak brengt de rijke mannen naar de khan. “Waarschijnlijk zit de sjah in Urgench,” zegt de ambassadeur tegen de khan.

 

“Jullie hebben grote zondes begaan,” zegt de khan tegen de knielende elite van de stad. “Ik ben de straf van God. Als een dorsvlegel ben ik hier gestuurd om jullie te laten boeten.” De aanhangers smeken voor hun leven. Tevergeefs. De khan geeft het bevel om ze te onthoofden. De buit van de stad wordt verdeeld onder de horde. Wat overblijft van de stad wordt verbrand.

 

Buiten de stad stopt de Kyptsjak zijn sabel in de schede van zijn riem. Ambachtslui worden meegenomen door de horde. “De slag is gewonnen,” zegt de khan tegen de Kyptsjak, “maar de sjah loopt nog vrij rond. Wij zullen verder reizen naar Urgench om de rest van Chorasmië te veroveren. Er is nog maar één ding wat ik me afvraag. Om welke reden bezocht je mijn tent?” “Ik was gekozen door mijn stam om een eerbetoon te geven aan onze leider.” De khan lacht. “Wat het ook mocht zijn, het is nu niet meer nodig. Je hebt het tienvoudig gegeven door je diensten als ambassadeur.”

Reactie schrijven

Commentaren: 0