· 

Gerwin | Ik heb drie dromen

Dromen in mijn slaap doe ik eigenlijk niet echt. Dat heeft te maken met mijn aandoening. ’s Nachts dromen is belangrijk om de dingen van overdag te kunnen verwerken. Dus daar ligt best een probleem.

De dromen die ik heb, zijn eerder verlangens. Ik droom bijvoorbeeld van een autoloze zondag. Mijn ouders hebben de autoloze zondagen in 1973 meegemaakt. Vanwege de oliecrisis mocht je toen twee maanden lang geen auto rijden op zondag. Je kon voetballen of rolschaatsen op de weg. Het is toch fijn dat je kunt zijn op plekken waar je anders niet kunt zijn. Voor mij staat de auto symbool voor de haastmaatschappij waarin we leven en waaraan ik een hekel heb.

 

Ik droom ook van een wereld zonder sociale media. Dit is iets wat ik uit eigen ervaring heb. Ik bel bijvoorbeeld wanneer het mij uitkomt. Zoals ik ook de telefoon beantwoord wanneer het mij uitkomt. Zo werkt dat bij mij. Andere mensen worden juist snel afgeleid door hun telefoon. Ook als ze bij je op bezoek zijn. Maar waarom ben je dan hier? Toch zeker niet om op je mobiel te gaan zitten staren?

Social media belemmeren het sociale contact. Dat geldt zeker voor mij. Als ik via een computer communiceer, heb ik een probleem. Want ik zie geen gezichtsuitdrukkingen. Ik hoor ook geen intonatie. Het heeft te maken met mijn CVI. CVI is een visuele beperking. Beelden worden door mijn hersens niet goed geregistreerd of omgezet. Het ligt dus niet aan mijn ogen, het zit in mijn hersenen. Mijn hersenen hebben een vrije wil en bepalen zelf wat ze binnenlaten en wat niet. Ik zie wel een pen liggen, maar een kopje stoot ik om. Ik heb moeite met gezichtsherkenning en non-verbale communicatie. Online is dat een groot probleem, in een gesprek van persoon tot persoon veel minder.

 

Mijn derde droom is mijn grootste droom. In de twee andere dromen ging het over dingen die ik als een probleem ervaar. Deze droom gaat over de oplossing.

Ik droom namelijk van een vrijstaande boerderij aan het water, met een schaap, een koe, een geit en een varken die ik verzorg. Een fijne leefomgeving, zelfvoorzienend, met een eigen tuin en groente en aardappelen, rechtstreeks van het land, zodat ik voor mezelf kan koken.

Ik zou wel boer willen zijn. Een combinatie van een dorpse en een stadse boer, met een mix van stadse en dorpse gewoontes. Ik kom uit een dorp, Markelo. Ik kwam naar de stad om aan mezelf te werken. Op den duur zou ik terug willen. Ik kan echt niet wennen aan de stad. Toen ik voor kok studeerde liep ik stage op Schiermonnikoog. Dat is autoluw. Er mogen geen auto’s van buiten op het eiland. De bewoners hebben een vergunning. Ik verbleef een maand op een camping, 500 meter van het strand. De rust die ik daar ervoer was heerlijk.

Dat je kunt lopen zonder aangereden te worden is voor mensen die blind of slechtziend zijn wezenlijk. Iemand reed ooit tegen mijn blindenstok aan. De stok was stuk. Het interesseert ze gewoon niet.

 

Geen van beide is zaligmakend, hoor. De stad noch het dorp. Als je in Markelo vraagt hoe het gaat, dan zegt de ander: goed. Einde gesprek. Ze vragen niet door. In de stad wel. En als jij in Markelo geen boodschappen doet bij hem, koopt hij ook niets bij jou. Dat zie je in de stad niet. Maar als ik in de stad iemand groet op straat, kijkt ie me raar aan. Iedereen heeft ook oortelefoons in. Er is geen mogelijkheid om het gesprek aan te gaan.

Ik heb een hekel aan de haastmaatschappij. Voor corona was ik nooit thuis. Ik wou niet thuis zijn. Nu vind ik het heerlijk. Het maakt me niets uit om de hele dag thuis te zijn. Als ze nou eens in de stad de rust creëren van een dorp, dat zou heerlijk zijn. Al dat gehaast…

Reactie schrijven

Commentaren: 0